Een van de manieren om ammoniakreductie te realiseren is het verdunnen van drijfmest met water. Melkveehouder en Koeien & Kansen-boer Hains Koopman uit Oudega (Friesland) probeert de maatregel dit jaar voor het eerst uit. We vragen de agrariër naar zijn ervaringen tot nu toe.
Hains Koopman heeft samen met zijn broer Nanne een melkveehouderij in Oudega, Friesland. Vanwege hun deelname aan de BES-pilot mogen ze meer dierlijke mest inzetten op hun eigen land. Ze verminderen de hoeveelheid kunstmest. Waarom zijn jullie met deze maatregel gestart?
“Omdat we geen kunstmest mogen gebruiken, moeten we de nutriënten uit de eigen drijfmest zo goed mogelijk benutten. Het blijkt dat door water toe te voegen de benutting van de drijfmest stijgt. De droge stofopbrengst en ruw eiwitgehalte gaan mogelijk omhoog, dankzij het water in de drijfmest. Het is afwachten hoe het op ons land uitpakt. Groot voordeel is in ieder geval dat we tegelijkertijd onze ammoniakemissie verminderen. Ook onze koeien, die minimaal 200 dagen per jaar buiten lopen zijn blij, want door het verdunnen van de mest wordt de smaak en de geur van het gras niet aangetast.”
Wat ontdekten jullie bij het uitvoeren van de maatregel?
“Het moment van water toevoegen lijkt niet veel uit te maken voor de efficiëntie van mest. Wij nemen als uitgangspunt een drogestof-gehalte van 6 procent in de mengmest. We berekenen hoeveel water erbij moet door het droge stofpercentage van het laatste mestmonster te nemen. De drijfmest heeft wat mij betreft nu de goede dikte en vloeit goed uit waardoor ook de kosten voor uitrijden niet te hoog worden.”
Kon de loonwerker uit de voeten met jullie wensen?
“De loonwerker heeft de pomp op de sleepslang aangepast. Die heeft nu meer capaciteit om meer water toe te voegen aan de mest. Voor de loonwerker is onze proef ook een goede test. Hij merkt dat steeds meer boeren de voordelen inzien van meer water toevoegen aan de mest.”
Wat zijn je wensen wil je doorgaan met deze maatregel?
“Ik wil graag een professionele drogestofbepaler, omdat ik wil weten hoeveel droge stof er in de drijfmest zit die ik ga uitrijden. Je wilt namelijk niet dat het drogestof-gehalte te hoog of te laag is. Te arme mest geeft een te lage bemesting terwijl bij te rijke mest de benutting niet efficiënt benut kan worden.”
De drijfmest is nu drie keer uitgereden, wat zijn je ervaringen?
“De eerste gift hebben we voor de eerste snede gegeven en na de 1e en 2e snede hebben de percelen nogmaals een gift van verdunde drijfmest gekregen. De percelen waarvan de grasopbrengst het rechtvaardigt, kregen in juli/begin augustus nogmaals een gift. Door de droogte eerder dit jaar lijken de met drijfmest bemeste percelen een betere gewasopbrengst en bemestingbenutting te hebben, in vergelijking met de percelen die bemest zijn met kunstmest. Dit komt denk ik doordat het land droog is en de percelen dus extra baat hebben bij het water in de drijfmest. Ik heb echter nog geen cijfers, dus echte conclusies kan ik voor mijn eigen bedrijf nog niet trekken.”
Wat vind je lastig?
“Ik vind het zelf lastig dat ik tijdens het bemesten niet precies weet wat de hoeveelheid toegediende nutriënten is bij een drijfmestgift. Dat weet je bij drijfmest nooit, bij kunstmest wel. ”
Gaan jullie door met deze maatregelen?
“Ik ben tot nu toe tevreden en verwacht dat we door deze maatregel een gezondere bodem krijgen met dito gewas. Door meer drijfmest te gebruiken, krijg je andere mineralen op het land.” Bijvoorbeeld fosfaat, voor ons bedrijf erg belangrijk omdat we een lage fosfaatbeschikbaarheid hebben. Ook voed je op deze manier de organische stof in de grond.”
Willen jullie (in de toekomst) nog meer ammoniakreducerende maatregelen nemen?
“We denken wel na over hoe we al bij de bron ammoniakemissie kunnen reduceren. Denk aan mest en urine gescheiden opvangen. Of de mest beluchten, zodat er geen rotting plaatsvindt. Mogelijk dat we toch ook al water toevoegen aan de mest, dat zorgt voor verminderde emissie uit de put.”