Gewassen nemen N overwegend op in de vorm van nitraat (NO3-) of ammonium (NH4+). Gangbare meststoffen bevatten daarom één van deze of beide vormen of verbindingen als ureum die vrij snel worden omgezet in ammonium en vervolgens nitraat.

Nitraat is snel opneembaar door de plant maar mobiel en spoelt daardoor makkelijk uit. Onder natte omstandigheden is de N2O-emissie van nitraathoudende meststoffen door denitrificatie aanzienlijk hoger dan van ammonium-houdende of op ureum gebaseerde meststoffen.

Ammonium kan ook door de plant worden opgenomen maar wordt voor een groot deel eerst door micro-organismen in de bodem omgezet in de nitraat waardoor het trager werkt. Door de positieve lading wordt het goed geadsorbeerd door organische stof en kleideeltjes en spoelt het minder makkelijk uit. Wel is er een zeker risico van ammoniakvervluchtiging vooral op basische gronden.

Ureum moet in de bodem eerst omgezet worden in ammonium waarbij kans op vervluchtiging bestaat. Het spoelt moeilijk uit. Op ammonium en nitraat gebaseerde meststoffen, zoals AN en KAS, geven de hoogste N-benutting en N-opname en de laagste NH3-emissie, maar hebben onder natte omstandigheden de hoogste N2O-emissie en nitraatuitspoeling. Daarom is het raadzaam in het vroege voorjaar te kiezen voor meststoffen met een hoger ammonium aandeel. Bijkomend voordeel is dat vooral bij lagere temperaturen planten een voorkeur hebben voor N-opname in de vorm van ammonium. Bovendien stimuleert ammonium de opname van fosfaat.