De vorig jaar opgestarte studiegroep 11 heeft als praktijkexperiment gekozen voor een vergelijking tussen vier ploegmethodes, variërend van traditionele grondbewerking tot spitten. De bewerkingen zijn half mei uitgevoerd op een perceel van Leendert Boersen in Haulerwijk.
Op een areaal van zestig hectare, waarvan vijftien hectare bouwland, houden Leendert en Sjoukje Boersen tachtig melkkoeien. Leendert heeft zich een klein jaar geleden aangesloten bij de VKNN-studiegroep Zuidoost. Leendert: ‘Ik vind het interessant om van anderen te horen hoe ze tegen dingen aankijken. Daar steek je altijd iets van op. Zeker als het om meningen van gemotiveerde ondernemers gaat die van uiteenlopende bedrijven komen, van intensief tot extensief.’
Praktisch uitvoerbaar
Bij de besluitvorming over het uit te voeren praktijkexperiment viel de keuze op het idee van Leendert. ‘Dat had vooral te maken met de praktische uitvoerbaarheid ervan,’ licht hij toe. ‘Ik hoor al langere tijd verschillende verhalen over andere manieren van ploegen, zoals ecoploegen en spitten. Ik dacht: dat wil ik zelf ook wel eens proberen, op de zandgronden waar we hier zitten. Persoonlijk verwacht ik dat conventioneel ploegen op termijn wel eens aan banden kan worden gelegd. Omdat je teveel organische stof onderploegt bijvoorbeeld, terwijl de hoeveelheid mest die je mag gebruiken minder wordt.’
Vier bewerkingen
Voor het praktijkexperiment zijn in een maïsperceel bij Leendert in banen van drie meter vier verschillende bewerkingen uitgevoerd: vier banen zijn met een spitmachine bewerkt, vier met een ecoploeg tot een diepte van 7 centimeter, vier met een ecoploeg tot 15 centimeter en vier traditioneel tot 25 centimeter. ‘Qua hoeveelheid werk viel dat nog niet mee,’ blikt Leendert terug. ‘Dat had vooral met het natte voorjaar te maken, waardoor ineens alles tegelijk kwam: de verschillende machines regelen, daar uitleg overkrijgen, de bewerkingen uitvoeren, een eerste snede maaien, en op een gegeven moment moest ook de maïs toch echt de grond in.’
Monitoring
In het vervolgtraject vallen de extra werkzaamheden wel mee, aldus Leendert: ‘Het is nu vooral een kwestie van monitoring. We gaan volgen wat de verschillende bewerkingen betekenen voor de onkruiddruk, de vochthuishouding en de opbrengst. In de herfst, als geoogst wordt, hebben we al die aspecten goed in beeld. Hoewel het nog vroeg is, zie ik nu overigens al wel verschillen in de onkruiddruk. Mooi dat we dat met elkaar kunnen volgen en bespreken. Dat is toch echt de meerwaarde van zo’n studiegroep.’