‘Het terugdringen van overschrijdingen van gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater is een gezamenlijk belang. Een initiatief als Vruchtbare Kringloop Noord-Nederland geeft groepen agrariërs de mogelijkheid om daar sámen de schouders onder te zetten en daarmee sámen in beweging te komen. Dat werkt vaak toch beter dan dat je als individuele ondernemer een veranderingsproces moet oppakken.’
Aan het woord is Niek Vedelaar, begeleider van de VKNN-studiegroep voor akkerbouwers die onlangs van start is gegaan. Niek is werkzaam voor Delphy, als bedrijfsadviseur akkerbouw voor het kleigebied in de regio noordwest (Noord-Holland, Friesland, Groningen en Flevoland). Een mooie, brede functie, aldus Niek: ‘Als bedrijfsadviseur ben ik onafhankelijk, ik heb niets te verkopen behalve kennis. Het geeft veel voldoening om die kennis te delen en telers te begeleiden om stappen te zetten naar een duurzame toekomst.’
Afspoeling tegengaan
De groep akkerbouwers die Niek voor Vruchtbare Kringloop Noord-Nederland begeleidt is afkomstig uit de Lytse Bouhoeke in het westen van Friesland. Het opzetten van de studiegroep werd afgelopen winter geïnitieerd door LTO Noord en Wetterskip Fryslân. Met als directe aanleiding de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen die bij twee meetpunten in het oppervlaktewater rond Pingjum werd aangetroffen. Niek: ‘We proberen nu met elkaar vast te stellen wat de normoverschrijding veroorzaakt kan hebben. En wat we kunnen doen om dat te voorkomen. Als experiment gaan we bij één van de deelnemers aan de slag met maatregelen om perceelsemissie in zaaiuien zoveel mogelijk te voorkomen, en met het aanpassen van het spuitplan in de aardappelteelt om afspoeling van middelen te voorkomen. Eén van de maatregelen is de inzet van een putjesrol. Dat is een machine die tussen uienbedden kleine putjes maakt waar regenwater in vastgehouden wordt. Dat zal afspoeling tegengaan. Omdat je die putjes over het hele perceel toepast, creëer je een buffercapaciteit die groter is dan de capaciteit van een greppel.’
Samenwerking met melkveehouders
Hoewel de akkerbouwstudiegroep met name aan de slag gaat met het onderwerp afspoeling, is er ook gelegenheid om andere zaken bij de kop te pakken. De samenwerking tussen akkerbouwers en melkveehouders bijvoorbeeld. Niek verwacht dat die samenwerking steeds belangrijker wordt: ‘Dan kun je denken aan het uitruilen van roterende aardappel- en graspercelen. En aan de afzet van rundveedrijfmest, waar melkveehouders in verband met het verdwijnen van de derogatie vanaf moeten, terwijl akkerbouwers erbij gebaat zijn, mits de mest de juiste samenstelling heeft natuurlijk. Als die samenstelling ruim van te voren al bekend is, kan er beter gepland worden in verband met het bemestingsplan voor de gewassen.
Bestrijding plaaginsecten
Ook bij de bestrijding van plaaginsecten kunnen beide sectoren elkaar helpen, aldus Niek. Als voorbeeld noemt hij het tegengaan van ritnaalden, de larven van kniptorren die in de aardappelen veel schade kunnen toebrengen. Niek: ‘Een veeboer is niet gewend om in te grijpen in zijn grasland, enkel voor wat probleemonkruiden als het nodig is. Hij kan helpen om de plaagdruk te beheersen door een goede monitoring. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van speciale kniptorvallen die vrouwelijke feromonen bevatten. Aan de hand van die vallen weet je wanneer de torren actief zijn. Dan kun je gericht middelen inzetten. Daar heeft de akkerbouwer direct profijt van als hij in een roterende teelt aardappelen poot bij de veehouder. De druk van de ritnaalden zal dan lager zijn doordat de middelen effectief op het juiste moment zijn ingezet in het grasland. Dat verhoogt de kwaliteit van de pootaardappel.’